KOUD KUNSTJE

terug naar  homepage

Koud Kunstjedoor Adriaan Cornelissen (mijn vader)

Dit verhaal is geschreven in 1978, naar aanleiding van een door de NCRV uitgeschreven verhalenwedstrijd. Hij heeft hiermee de eerste prijs

gewonnen. Mijn expertise is de basis geweest voor zijn verhaal, het gaat als volgt

Koud kunstje Hij vroeg het in juli, op een van die weinige mooie dagen die de zomer van 1978 met moeite had weten op te leveren. Ik zat in een weiland een aquarel te maken. Wat ik er moest, vroeg hij grommend! Ik hoorde hier niet thuis, het was zijn land. Al dat gras vertrappen, mopperde hij. Terwijl ik me nota bene op een kaal stuk bij een hek had geïnstalleerd. Zijn bui begon over te drijven toen hij zag wat ik al had gedaan. Ineens geïnteresseerd: ”andere schilders zie ik een plankje in de hand hebben met klodders verf”. Ik legde uit wat een aquarel was. Hij keek nog es. Mooi,… mooi,… heel mooi. Ik wil er wel een kopen. Ik keek ‘m aan. Wilt u deze? Nee, ik wil er een waarop mijn land bedekt is met sneeuw en onder een blauwe hemel, zo’n vorstige hemel. Wel… als u dat wilt, hier is m’n adres. “Renate Veraard!”: las hij hardop. Hij keek naar de lucht en wreef zich over zijn kin. Uuuh… duizend gulden, is dat goed? Ik dreigde van m’n klapstoeltje te vallen… Duizend gulden!… Dat is niet niks voor een studente die de kunstacademie nog niet had afgelopen. Duizend gulden… Daar kon je wat mee doen. Een studentenreis naar Kreta bijvoorbeeld… Ja! Dat is goed, trachtte ik nonchalant te antwoorden. Na juli kwamen de kalender voorspelde het al augustus en andere maanden. Zo ook december en januari. Het was intussen al flink winter geworden, maar de boer had zich nog steeds niet gemeld. Ik begon aan een grap te denken. Eigenlijk maar beter ook. Ik keek naar buiten. Bij dit weer in een open weiland? ff.. Ik huiverde…Telefoon voor mij… hij,.. hij was ‘t, mijn boer, of ik wilde komen. Op zijn land was het nu zoals hij het geschilderd wilde zien. Meneer zegt ’t maar. Volop sneeuw, tien graden vorst en een felle noordoosten wind. ..maar die duizend gulden.. en Kreta?.. Ja, ik kom morgen bij u. Haalt u mij om tien uur van het station? .. Ok. Ik legde dubbele winterkleding klaar en deed nog wat extra’s in een reistas. Hij stond met een Landrover voor het station te wachten. We reden naar de plek waar hij de voorkeur aan gaf en hielp om een stuk sneeuw vrij te maken. En je weet ‘t, voor vieren op de boerderij! Jaaa Paaa, mompelde ik smalend. Hij liep naar z’n auto en liet mij achter in een messcherpe noordooster en ten midden van bergen sneeuw. O ja, en onder een blauwe hemel. En met het vraagstuk, hoe maak ik een aquarel bij tien graden vorst. Nu begreep ik waarom hij zo graag een ‘winterschilderij’ wilde hebben, waarom hij zo’n grijns om z’n mond had, een grijns die ik voor een bemoedigende glimlach had aan gezien. En waarom hij zo’n groot bedrag bood. Ha… hij verwachtte.. niets. Nou… hij zou zijn aquarel krijgen en dan zou ik grijnzen. Tegen half vier was ik klaar. Tijd genoeg om voor vieren op z’n boerderij te zijn. Ik kon me voorstellen wat hij dacht. Hij wist drommels goed dat ik voor een aquarel water nodig had. Water, dat bij dit weer onmiddellijk zou bevriezen. Ik sjokte door de sneeuw naar de boerderij, verkleumd tot op het bot. Ik zag gezichten achter de ramen, gordijnen die snel werden neergelaten. Mooi, je bent op tijd. Ik kon de man wel slaan. Ik ben altijd op tijd! Da’s mooi. Wilt u het zien?.. Wat… De aquarel!… Heb je die dan? Ik bracht het werkstuk tevoorschijn. Alstublieft!… Geen woord,.. geen zucht,.. niets werd er meer gehoord. Even later… Alle mensen!.. Alle mensen, wat mooi!.. Wat echt! Zoals ik het altijd heb gezien… Dus het is wel duizend gulden waard?.. De boer keek me achterdochtig aan. Hoe heb je ’t gemaakt? Gewoon met penseel en verfstof. Jawel, maar dat water dan? O ja, water was er ook bij nodig, zei ik achteloos. Nou en toen? Ik had wat jenever bij me tegen de kou, die heb ik in plaats van water gebruikt.